Artikel 90

Uitleg bij artikel 90 AVG


Artikel 90 staat in hoofdstuk IX getiteld 'Bepalingen in verband met specifieke situaties op het gebied van gegevensverwerking'. Artikel 90 geeft een speciale uitzonderingsmogelijkheid voor de bescherming van het beroepsgeheim. Er is een aantal beroepen dat niet kan functioneren zonder een beroepsgeheim, zoals bijvoorbeeld advocaten, artsen en onderzoeksjournalisten. Als burgers niet meer zeker zijn dat de informatie die zij delen met bijvoorbeeld hun arts tussen hen blijft zij enerzijds minder snel naar een arts zullen gaan en anderzijds, als zij dat wel doen, minder en minder betrouwbare informatie met de arts delen. Dat ondermijnt de gezondheidszorg en de doeltreffendheid van de behandelingen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld klokkenluiders die een misstand willen openbaren aan een journalist; dat doen zij vaak anoniem, uit vrees voor represailles. Zijn zij niet meer zeker dat hun informatie vertrouwelijk wordt behandeld, zal het werk van journalisten en de mogelijkheid om vertrouwelijke bronnen te raadplegen worden belemmerd. Daarom mogen er voor deze beroepen nadere regels worden gesteld. Overweging 163 voegt daaraan toe de statistische organisaties van de EU en van de lidstaten die toegang hebben tot vertrouwelijke informatie van mensen en instanties die onder een beroepsgeheim vallen. Verwezen wordt naar een speciale Verordening (223/2009), waarin regels zijn opgenomen over dit onderwerp. In die Verordening is ook een speciaal hoofdstuk (hoofdstuk V) gewijd aan statistische geheimhouding en de bescherming van vertrouwelijke gegevens. Kern daarbij is dat officiële instanties die statistieken produceren op basis van vertrouwelijke informatie slechts informatie mogen publiceren die niet herleidbaar is tot individuen en dat de informatie niet wordt doorgegeven aan andere (niet-statistische) organisaties. In Nederland wordt aan de beperkingsmogelijkheden uit artikel 85 tot en met 91 invulling gegeven door de Uitvoeringswet AVG.


Lid 1 van artikel 90 AVG geeft aan dat lidstaten bijzondere regels kunnen aannemen voor de bescherming van het beroepsgeheim ten aanzien van twee specifieke bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteit, als vervat in artikel 58 AVG lid 1 sub (e) en (f): 'e) van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker toegang te verkrijgen tot alle persoonsgegevens en alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taken; en f) toegang te verkrijgen tot alle bedrijfsruimten van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker, daaronder begrepen tot alle uitrustingen en middelen voor gegevensverwerking, in overeenstemming met het uniale of lidstatelijke procesrecht.' Het gaat daarbij dus om het recht van toezichthoudende autoriteiten om zich toegang te verschaffen tot bijvoorbeeld de praktijk van een arts en daar in de medische dossiers te kijken (zie ook overweging 164). Wel geldt deze uitzonderingsmogelijkheid uitsluitend voor de gegevens waar de geheimhoudingsplicht op rust. Voor artsen is dat bijvoorbeeld de informatie die door patiënten zijn gedeeld, maar niet voor bijvoorbeeld de administratie over de salariëring van werknemers.


Lid 2 geeft aan dat lidstaten die dergelijke bijzondere regels aannemen dat uiterlijk op 25 mei 2018 moeten melden aan de Europese Commissie, dat wil zeggen de dag dat de AVG van toepassing is (artikel 99 AVG). De Commissie kan zo een lijst bijhouden van diverse maatregelen en eventueel optreden als bepaalde uitzonderingen haars inziens te ver gaan; de uitzonderingen mogen immers slechts gelden voor zover dat noodzakelijk en evenredig is. Ook moeten lidstaten het onmiddellijk melden als zij na de datum van 25 mei 2018 nieuwe regels aannemen of wijzigingen aanbrengen aan de reeds bestaande regels. Zelfde vereisten staan ook in artikel 85 (vrijheid van meningsuiting) en 88 (arbeidsverhoudingen), maar niet in artikel 86 (openbaarheid), 87 (identificatienummer), 89 (onderzoek en archivering) en 91 (religieuze organisaties).

Artikel 90 Geheimhoudingsplicht


1.Wanneer dit noodzakelijk en evenredig is om het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de geheimhoudingsplicht kunnen de lidstaten specifieke regels vaststellen voor de in artikel 58, lid 1, punten e) en f), bedoelde bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten in verband met de verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die krachtens het Unierecht, het lidstatelijke recht of door nationale bevoegde instanties vastgestelde regelgeving, aan het beroepsgeheim of aan een andere gelijkwaardige geheimhoudingsplicht onderworpen zijn. Die regels gelden uitsluitend met betrekking tot persoonsgegevens die de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in het kader van een onder die geheimhoudingsplicht vallende activiteit heeft ontvangen of verkregen.


2.Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 de regels mee die hij heeft vastgesteld overeenkomstig lid 1, alsmede onverwijld alle wijzigingen daarvan.

Overwegingen



(163) De vertrouwelijke gegevens die statistische autoriteiten van de Unie en de lidstaten voor de productie van officiële Europese en officiële nationale statistieken verzamelen, moeten worden beschermd. Europese statistieken moeten worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid overeenkomstig de statistische beginselen van artikel 338, lid 2, VWEU; nationale statistieken moeten ook aan het lidstatelijke recht voldoen. Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad, bevatten nadere specificaties betreffende de statistische geheimhoudingsplicht voor Europese statistieken.


(164) Met betrekking tot de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker toegang tot persoonsgegevens en tot zijn bedrijfsruimten te verkrijgen, kunnen de lidstaten binnen de grenzen van deze verordening bij wet specifieke regels vaststellen om het beroepsgeheim of andere gelijkwaardige geheimhoudingsplichten te waarborgen, voor zover dit nodig is om het recht op bescherming van persoonsgegevens met het beroepsgeheim te verzoenen. Daarbij worden de in de lidstaten geldende verplichtingen om de regels van het beroepsgeheim na te leven wanneer het Unierecht zulks vereist, onverlet gelaten.